Opstarten

In een speelveld van 25 bij 35 meter staan twee teams tegenover elkaar opgesteld met drie doelen op de achterlijn voor ieder team. Naast deze doelen staan twee spelers per kant opgesteld. Het accent in deze oefening ligt op het klein verdedigen, opschuiven naar de kant van de bal, druk zetten op de bal en bij zekerheid de bal proberen te veroveren.

De oefening – Afbeelding 2

De trainer start het spel door de bal in te spelen naar het aanvallende team in het wit (1). De verdedigers proberen hierop te reageren, waarbij de tegenstander van de speler met bal probeert druk te zetten op de bal (2). De verdedigers in het rood links en rechts van de speler met bal stellen zich zo op dat een eventuele pass wordt weggenomen (3), maar dat zij ook kunnen helpen wanneer de speler in het wit met bal zijn tegenstander voorbij dribbelt. De verdediger in het rood welke meer dan één pass weg staat van de speler met bal, schuift op naar de kant van de bal (4).

Afbeelding 3

De aanvallers in het wit reageren hierop door de bal te verplaatsen (5) of door naar vrije ruimte te lopen (6), zodat ze de bal aangespeeld kunnen krijgen (7). Ook hier geldt weer dat de verdedigers opschuiven naar de kant van de bal en teamgenoten helpen wanneer dit nodig is.

Afbeelding 4

De aanvallers in het wit mogen gebruik maken van de extra spelers in het blauw (8). Deze spelers kijken naar vrije inlopende medespelers (9) om vervolgens een pass op maat te geven (10) waarbij er gescoord kan worden. De extra spelers in het blauw nemen dus altijd deel aan het spel in de aanval.