Bij het nummerspel krijgt iedere aanvallende speler een nummer. Om het spel te starten staan er vier aanvallende spelers buiten een vak en twee verdedigers in het vak. De aanvallers proberen de bal op maat af te spelen naar medespelers, welke zich van links naar rechts mogen bewegen tussen de pionnen. Wordt de bal door de verdedigers veroverd, dan geven de verdedigers de bal terug. 

Zodra de trainer een nummer roept komt er van iedere speelveld de speler met dat nummer naar de bal gerend welke de trainer in het spel heeft gebracht. De speler welke als eerste in balbezit is, wordt aanvaller en de ander verdediger. De aanvaller probeert te komen tot een score en de verdediger probeert dit te voorkomen. 

In de tussentijd wordt er op beide speelvelden doorgespeelt, maar dan in een 3 tegen 2 situatie. Het wordt voor de aanvallende spelers dus lastiger om de bal over te spelen. De speler zonder bal zal dus nog beter zijn best moeten doen om vrij te lopen en mag van een kant wisselen, zodat een pass beter mogelijk is. Zie hiervoor het spel in de vijver uit de vijver.